= Er is sterk positief bewijs | = Er is geen, te weinig, zwak, sterk neutraal en/of tegenstrijdig bewijs | = Er is sterk negatief bewijs | |||
Klik op de links voor meer uitleg, conclusies van de auteurs, gebruikte literatuur en methodologische kwaliteit van de literatuur |
Beschrijving testuitvoering:
In de zittende positie, de therapeut plaatst een hand over de schouder van de patiënt. De vingers en duim rusten op het voorste en achterste gedeelte van de gewrichtsspleet, om het scapula te stabiliseren. Vervolgens wordt er een glenohumerale translatie gemaakt wordt. De andere hand fixeert de kop van de humerus, waarbij die gecentreerd wordt, voordat er getest wordt.
De patiënt ligt met het middelste gedeelte van de scapula van de aangedane schouder op de rand van de behandelbank zodat het glenohumerale gewricht vrij kan bewegen in verschillende maten van fixatie van het scapulothoracale gewricht. De therapeut zit op een stoel bij het hoofd van de patiënt en pakt de elleboog van de patiënt met zijn dichtstbijzijnde hand vast. De andere hand heeft de bovenarm van de patiënt vast. De therapeut positioneert de arm in 20 of 90 graden abductie en centreert de kop van de humerus op het glenoid door middel van axiale druk via de elleboog te geven . De therapeut probeert de humeruskop te verschuiven in het glenoid in ventrale, dorsale en caudale richting.
Bron:
Tzannes, A., Paxinos, A., Callanan, M., Murrell, G.A. (2004). An assessment of the interexaminer reliability of tests for shoulder instability. Journal of shoulder and elbow surgery, 13, 18-23.